Spring naar inhoud

Jaarrekening

9.1 Balans per 31 december 2022

Bedragen x € 1.000       31-12-2022       31-12-2021
             
ACTIVA                
                 
Beleggingen voor risico pensioenfonds 1     938.199        1.249.347 
Vorderingen en overlopende activa 2     71.331       14.319
Overige activa 3     4.022       4.642
                 
TOTAAL ACTIVA       1.013.552       1.268.308
                 
                 
PASSIVA                
                 
Stichtingskapitaal en reserves 4     83.192       59.858
Technische voorzieningen 5     802.605       1.161.487
Derivaten met negatieve waarde 6     124.931       7.557
Overige schulden en overlopende passiva 7     2.824       39.406
                 
TOTAAL PASSIVA       1.013.552       1.268.308

9.2 Staat van baten en lasten

Bedragen x € 1.000       2022       2021
         
Baten                
                 
Premiebijdragen voor risico pensioenfonds 8     65.597       57.658
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds 9     -381.668       7.004
Overige baten 10     7       245
                 
Totaal baten       -316.064       64.907
                 
Lasten                
                 
Pensioenuitkeringen 11     9.609       8.618
Pensioenuitvoeringskosten 12     3.887       3.383
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds 13              
- Pensioenopbouw   65.341       64.430    
- Rentetoevoeging   -5.736       -6.501    
- Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringkosten   -9.924       -7.289    
- Wijziging marktrente   -414.669       -84.666    
- Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten   -5.693       121    
- Aanpassing actuariele uitgangspunten   12.712       0    
- Overige (incidentele) mutaties technische voorziening   -464       -1.624    
- Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen   -448       3.313    
        -358.881       -32.216
Saldo herverzekering 14     -1       -5
Saldo overdracht van rechten 15     5.963       378
Overige lasten 16     25       18
                 
Totaal lasten       -339.400       -19.824
                 
Saldo van baten en lasten       23.334       84.731
                 
Bestemming van het saldo van baten en lasten                
Algemene reserve       83.479       76.608
Bestemmingsreserves       -60.145       8.123
        23.334       84.731

9.3 Kasstroomoverzicht

Bedragen x € 1.000

Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode.

        2022        2021 
         
Kasstroom uit pensioenactiveiten                
                 
Ontvangsten                
Ontvangen premies   62.030       57.423    
Ontvangen in verband met overdracht van rechten   12.342       8.410    
Overig   0       0    
        74.372       65.833
Uitgaven                
Betaalde pensioenuitkeringen   -9.593       -8.620    
Betaald in verband met overdracht van rechten   -18.304       -8.788    
Saldo herverzekering   -4       5    
Betaalde pensioenuitvoeringskosten   -3.920       -3.569    
Overig   -17       -13    
        -31.838       -20.985
                 
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten       42.534       44.848
                 
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten                
                 
Ontvangsten                
Ontvangen directe beleggingsopbrengsten   12.692       12.610    
Verkopen en aflossingen van beleggingen   1.008.158       427.904    
Mutatie collateral   -91.668       -34.405    
        929.182       406.109
Uitgaven                
Aankopen beleggingen   -971.588       -447.512    
Betaalde kosten van vermogensbeheer   -1.141       -1.408    
        -972.729       -448.920
                 
Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten       -43.547       -42.811
                 
Netto kasstroom       -1.013       2.037
Koers-/omrekenverschillen       -21       60
Mutatie liquide middelen       -1.034       2.097
                 
                 
        2022        2021 
             
Samenstelling geldmiddelen                
Liquide middelen primo boekjaar       5.135       3.038
Liquide middelen ultimo boekjaar       4.101       5.135

9.4 Toelichting op de jaarrekening

9.4.1 Algemeen

Activiteiten
Stichting Pensioenfonds Recreatie (hierna 'het pensioenfonds'), is statutair gevestigd te Zoetermeer. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41160246.

Het doel van het pensioenfonds is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het fonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. Deze doelstelling is uitgewerkt in onder andere de statuten, het pensioenreglement, de uitvoeringsovereenkomst en de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota van het pensioenfonds. Het pensioenfonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregeling van de in de recreatiebranche verplicht gestelde aangesloten werkgevers.

In de bestuursvergadering van 21 november 2021 heeft het bestuur besloten tot aanpassing van de statuten, welke op 14 maart 2022 in de notariële akte zijn vastgelegd. De statuten liggen ter inzage bij de Kamer van Koophandel.

Overeenstemmingsverklaring
De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen. Het bestuur heeft op 15 juni 2023 de jaarrekening opgemaakt.

Referenties
In de balans en de staat van baten en lasten zijn referenties opgenomen waarmee wordt verwezen naar de toelichting.

Belastingen
De activiteiten van het pensioenfonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting.

9.4.2 Grondslagen

9.4.2.1 Algemene grondslagen

Alle bedragen in de jaarrekening zijn vermeld in Euro's x 1.000, tenzij anders is aangegeven.

Continuïteitsveronderstelling
De jaarrekening is opgesteld met inachtneming van de continuïteitsveronderstelling.

Opname van een actief of een verplichting
Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.

Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.

Verantwoording van baten en lasten
Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.

Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.

Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico's met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde.

Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post 'nog af te wikkelen transacties'. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn.

Saldering van een actief en een verplichting
Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.

Vreemde valuta
Functionele valuta
De jaarrekening is opgesteld in euro's, zijnde de functionele en presentatievaluta van het pensioenfonds.

Transacties, vorderingen en schulden Transacties in vreemde valuta gedurende de verslagperiode zijn in de jaarrekening verwerkt tegen de koers op transactiedatum. Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro's tegen de koers per balansdatum. De uit de afwikkeling en omrekening voortvloeiende koersverschillen komen ten gunste of ten laste van de staat van baten en lasten.

De koersen van de belangrijkste valuta zijn:

    31 december 2022   Gemiddeld 2022   31 december 2021   Gemiddeld 2021
                 
USD   0,9370   0,9082   0,9184   0,8768
GBP   1,1271   1,1591   1,1172   1,1251
JPY   0,0071   0,0074   0,0079   0,0082

Stelselwijziging
De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar.

Schattingswijziging
De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten.

De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld.

Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de desbetreffende jaarrekeningposten.

In 2022 heeft het pensioenfonds de nieuwe AG-prognosetafels (Prognosetafel AG2022, 2021: Prognosetafel AG2020) in gebruik genomen en een aanpassing van de correctiefactoren op de sterftekansen (WTW Ervaringssterftemodel 2022, 2021: WTW Ervaringssterftemodel 2020) doorgevoerd. De nieuwe AG-prognosetafels leidt tot een stijging van de technische voorzieningen met € 7,8 miljoen (-0,8%-punt op de dekkingsgraad). Invoering van de nieuwe correctiefactoren leidt tot een afname van de technische voorzieningen met € 3,7 miljoen (0,3%-punt op de dekkingsgraad). Verder zijn de technische voorzieningen gestegen met € 6,1 miljoen door verhoging van de kostenvoorziening van 2,7% naar 3,5% (met een effect van -0,6%-punt op de dekkingsgraad).

Bij de berekening van de technische voorziening voor risicopartnerpensioen (de technische voorziening voor vrijgestelde toekomstige risicopremies) wordt rekening gehouden met partnerfrequenties. In 2022 zijn de partnerfrequenties geactualiseerd van de CBS-data 2020 naar de CBS-data 2022. Omdat dit slechts een klein onderdeel (circa € 0,9 miljoen) van de totale technische voorziening uitmaakt, is het effect van deze wijziging zeer beperkt.

Per 1 januari 2023 wordt de opslag in de premie voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid verhoogd van 0,95% naar 1,4% van de pensioengrondslag. Bij de vaststelling van de IBNR-voorziening per 31 december 2022 wordt al rekening gehouden met deze verhoging van de PVI-opslag. De IBNR-voorziening is daarom verhoogd naar 1,4% van de pensioengrondslag over 2021 en 2022. Het effect is een stijging van de IBNR-voorziening met € 2,5 miljoen (-0,3%-punt op de dekkingsgraad).

Dekkingsgraden
De beleidsdekkingsgraad is gebaseerd op het rekenkundig gemiddelde van de dekkingsgraden over de laatste 12 maanden. Hierbij wordt steeds gebruik gemaakt van de meest actuele inschatting van de betreffende dekkingsgraden.

De (actuele) dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de langlopende- en kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans.

Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening pensioenverplichtingen herrekend rekening houdend met de verwachte loon-en prijsinflatie.

9.4.2.2 Grondslagen voor waardering van activa en passiva

Beleggingen

Algemeen
De beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Het begrip marktwaarde is te beschouwen als synoniem van reële waarde. Onder waardering op marktwaarde wordt verstaan: het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een passief kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn.

De waardering van participaties in beleggingsinstellingen geschiedt tegen marktwaarde. Voor beursgenoteerde beleggingsinstellingen is dit de marktnotering per balansdatum. De waardering in niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen geschiedt tegen actuele waarde.

Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen
Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen.

Aandelen
Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum.

De actuele waarde van niet-beursgenoteerde aandelen en participaties in beleggingsfondsen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van het niet-beursgenoteerde aandeel per balansdatum.

Vastrentende waarden
Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum.

Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige netto kasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de ultimo boekjaar geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel (kredietrisico; oninbaarheid) en de looptijden.

De lopende interest op vastrentende waarden wordt gepresenteerd onder Vorderingen en overlopende activa.

Derivaten
Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnoteringen of, als die niet beschikbaar zijn, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen.

Indien een derivatenpositie negatief is wordt het bedrag onder de schulden verantwoord.

Overige beleggingen
Beursgenoteerde beleggingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Niet-beursgenoteerde (indirecte) beleggingen worden gewaardeerd op de ultimo verslagperiode berekende intrinsieke waarde. De intrinsieke waarde wordt ontleend aan de op lokale grondslagen gebaseerde opgaven van de desbetreffende fondsmanagers en wordt derhalve zoveel mogelijk gebaseerd op onderliggende marktwaarden.

Vorderingen en overlopende activa
Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid.

Liquide middelen
Liquide middelen worden tegen nominale waarde gewaardeerd. Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kas- en banktegoeden die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel een looptijd korter dan twaalf maanden hebben. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de bijbehorende beleggingscategorie. Rekening-courantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder kortlopende schulden.

Stichtingskapitaal en reserves
Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen.

Algemene reserve
De algemene reserve bevat het resterende gedeelte van het eigen vermogen van het pensioenfonds. De algemene reserve wordt gemuteerd door het resultaat nadat de solvabiliteitsreserve op het juiste niveau wordt gebracht.

Solvabiliteitsreserve
De solvabiliteitsreserve is een bestemmingsreserve, die niet ter vrije beschikking staat, om alle risico's, zoals vastgelegd in de Regeling Pensioenwet onder vaststelling vereist eigen vermogen op te kunnen vangen. Deze bestemmingsreserve wordt wel meegenomen in de bepaling van de dekkingsgraad.

Technische voorzieningen

Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds
De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toezeggingen tot) toeslagen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt.

Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of toeslagen op de opgebouwde pensioenaanspraken worden verleend. Alle per balansdatum bestaande besluiten tot toeslagverlening (ook voor besluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex-ante- condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen.

Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid.

Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen.

De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen:

  • De voorziening pensioenverplichtingen wordt berekend als de contante waarde van de op de balansdatum opgebouwde pensioenen inclusief de eventueel op 1 januari daaropvolgend toe te kennen verhoging in verband met toeslagverlening.
  • Voor arbeidsongeschikte deelnemers wordt de technische voorziening voor het arbeidsongeschikte deel berekend als de contante waarde van de op de pensioendatum in uitzicht gestelde pensioenen bij een tot die datum voortgezette pensioenopbouw.
  • Voor mannen en vrouwen is gebruik gemaakt van de Prognosetafel AG2022 (2021: Prognosetafel AG2020). Om rekening te houden met het gegeven dat de pensioenfonds populatie af kan wijken van de totale populatie waarop de prognosetafel is gebaseerd, is een leeftijdsafhankelijke correctiefactor op de sterftekansen toegepast.
  • De leeftijd op balansdatum is gelijk aan de reglementaire pensioenleeftijd verminderd met de toekomstige duur.
  • De leeftijd en duur worden in maanden nauwkeurig vastgesteld.
  • Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw wordt gesteld op 3 jaar.
  • De reservering voor partnerpensioen geschiedt op basis van bepaalde partner.
  • Voor latent wezenpensioen wordt in de voorziening een opslag van 0,2% van de voorziening voor het niet ingegaan ouderdomspensioen opgenomen (2021: 0,2%).
  • Voor toekomstige excassokosten wordt 3,5% van de netto technische voorziening opgenomen (2021: 2,7%).
  • Als rekenrente voor de technische voorziening wordt gehanteerd de rentetermijnstructuur per 31 december 2022 zoals die door DNB is gepubliceerd. 

De voorziening niet opgevraagde pensioenen wordt vastgesteld op fondsgrondslagen, waarbij tevens rekening wordt gehouden met niet verrichte uitkeringen. Deze voorziening wordt vervolgens gecorrigeerd met de verwachting dat deze pensioenen alsnog worden opgevraagd.

Met ingang van 2017 is het partnerpensioen vervangen door Anw-pensioen. De deelname aan het Anw-pensioen is voor de deelnemer vrijwillig. Het Anw-pensioen is niet herverzekerd.

Overige schulden en overlopende passiva
Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten).

Kortlopende schulden hebben een looptijd korter dan een jaar.

9.4.2.3 Grondslagen voor bepaling van het resultaat

Algemeen
De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat.

Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers)
Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. De premiebaten in het boekjaar zijn gebaseerd op de voorlopige loonsomopgaven van de werkgevers, tenzij definitieve loonsomopgaven al zijn verwerkt in dat boekjaar.

Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
Indirecte beleggingsopbrengsten
Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waardewijzigingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.

Directe beleggingsopbrengsten
Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden, huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten.

Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling.

Kosten vermogensbeheer 
Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende interne kosten verstaan. Afschrijvingen en andere exploitatiekosten van onroerende zaken in exploitatie zijn in de kosten van vermogensbeheer opgenomen.

Verrekening van kosten
Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d.

Pensioenuitkeringen
De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben.

Pensioenuitvoeringskosten
De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.

Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds
Pensioenopbouw
Bij de pensioenopbouw zijn aanspraken en rechten over het boekjaar gewaardeerd naar het niveau dat zij op balansdatum hebben.

Rentetoevoeging
De pensioenverplichtingen zijn opgerent met -0,486% (2021: -0,533%), op basis van de éénjaarsrente van de DNB-curve aan het begin van het verslagjaar.

Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten
Pensioenuitkeringen:
Verwachte toekomstige uitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de technische voorziening. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen in de verslagperiode.
Pensioenuitvoeringskosten:
Jaarlijks wordt 3,5% (2021: 2,7%) van de pensioenopbouw toegevoegd aan de technische voorzieningen ten behoeve van de pensioenuitvoeringskosten. Daarnaast valt 3,5% (2021: 2,7%) van de uitkeringen en afkopen vrij uit de technische voorziening ten behoeve van pensioenuitvoeringskosten (excassokosten).

Wijziging marktrente
Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente.

Wijzigingen actuariële uitgangspunten
Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie van het pensioenfonds.

De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het pensioenfonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien.

Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
Een resultaat op overdrachten kan ontstaan doordat de vrijval van de voorziening plaatsvindt tegen fondstarieven, terwijl het bedrag dat wordt overgedragen gebaseerd is op de wettelijke factoren voor waardeoverdrachten. De tarieven van het pensioenfonds wijken af van de wettelijke tarieven.

Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
De overige mutaties ontstaan door mutaties in de aanspraken door overlijden, arbeidsongeschiktheid en pensioneren.

Saldo herverzekeringen
Uitgaande herverzekeringspremies worden verantwoord in de periode waarop de herverzekering betrekking heeft.

Saldo overdrachten van rechten
De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen.

Overige baten en lasten
Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.

9.4.2.4 Kasstroomoverzicht

Het kasstroomoverzicht is volgens de directe methode opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als zodanig gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten.

9.5 Toelichting op de balans per 31 december 2022

ACTIVA

1. Beleggingen voor risico pensioenfonds

    31-12-2022   31-12-2021
     
         
Aandelen   234.254   453.327
Vastrentende waarden   693.228   690.689
Derivaten   10.638   104.838
Overige beleggingen   79   493
Totaal   938.199   1.249.347
    Aandelen   Vastrentende waarden   Derivaten   Overige beleggingen   Totaal
           
                     
Stand per 1 januari 2022   453.327   690.689   97.281   493   1.241.790
Aankopen   4.700   966.888   0       971.588
Verkopen   -174.711   -853.381   19.934   0   -1.008.158
Herwaardering   -49.062   -110.968   -231.508   0   -391.538
Mutatie liquide middelen   0   0   0   -414   -414
Stand per 31 december 2022   234.254   693.228   -114.293   79   813.268
Schuldpositie derivaten (credit)                   124.931
Totaal                   938.199

In het bovenstaande verloopoverzicht zijn aan- en verkopen van fx forwards en interest rate swaps gesaldeerd opgenomen.

De liquide middelen binnen de beleggingsportefeuille zijn opgenomen onder de 'Overige beleggingen'.

    Aandelen   Vastrentende waarden   Derivaten   Overige beleggingen   Totaal
           
                     
Stand per 1 januari 2021   349.536   689.347   186.896   40   1.225.819
Aankopen   0   447.512   0   0   447.512
Verkopen   0   -432.083   4.180   0   -427.903
Herwaardering   103.791   -14.087   -93.795   0   -4.091
Mutatie liquide middelen   0   0   0   453   453
Stand per 31 december 2021   453.327   690.689   97.281   493   1.241.790
Schuldpositie derivaten (credit)                   7.557
Totaal                   1.249.347

Aandelen

    31-12-2022   31-12-2021
     
         
Beursgenoteerde aandelenbeleggingsfondsen   234.254   453.327

Vastrentende waarden

    31-12-2022   31-12-2021
     
         
Obligaties   281.923   158.189
Fixed income Fund   312.823   400.716
Money Market Fund   98.482   131.784
Totaal   693.228   690.689

Derivaten

    31-12-2022   31-12-2021
     
         
Valutaderivaten   5.484   0
Rente derivaten   -119.777   97.281
Totaal   -114.293   97.281

Het pensioenfonds heeft eind 2022 € 4,1 miljoen (2021: € 40,2 miljoen) aan onderpand ontvangen in de vorm van liquiditeiten en € 1,7 miljoen (2021: € 60,6 miljoen) aan onderpand ontvangen in de vorm van (staats)obligaties als gevolg van positieve waardeontwikkeling van de derivaten. Het ontvangen onderpand staat niet ter vrije beschikking.

Het pensioenfonds heeft eind 2022 € 55,7 miljoen (2021: € 1,7 miljoen) aan onderpand verstrekt in de vorm van liquiditeiten en € 121,0 miljoen (€ 0,1 miljoen) aan onderpand verstrekt in de vorm van (staats)obligaties als gevolg van negatieve waardeontwikkeling van derivaten. De verstrekte (staats) obligaties zijn verantwoord onder de vastrentende waarden.

Het pensioenfonds stelt geen deel van de aandelen- en obligatiebeleggingen beschikbaar voor het in bruikleen geven van effecten.

De onderstaande tabel geeft een samenvatting van de derivatenpositie op 31 december 2022:

Type contract   Contract-
omvang
  Saldo
waarde
  Positieve waarde   Negatieve waarde
         
                 
Valutaderivaten   131.247   5.484   5.484   0
Aandelenderivaten   17   0   0   0
Rentederivaten   710.683   -119.777   5.154   124.931
                 
Totaal   841.947   -114.293   10.638   124.931

De onderstaande tabel geeft een samenvatting van de derivatenpositie op 31 december 2021 exclusief de liquide middelen binnen de derivatenportefeuille:

Type contract   Contract-
omvang
  Saldo
waarde
  Positieve waarde   Negatieve waarde
         
                 
Valutaderivaten   237.242   -4.344   0   4.344
Aandelenderivaten   20   0   0   0
Rentederivaten   504.338   101.625   104.838   3.213
                 
Totaal per 31 december   741.600   97.281   104.838   7.557

Overige beleggingen

    31-12-2022   31-12-2021
     
         
Liquide middelen   79   493

Schattingen en oordelen
Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het pensioenfonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en -schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het korte termijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde.

Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals bijvoorbeeld derivaten zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt:

    Genoteerde marktprijzen   Afgeleide marktnoteringen   Waarderingsmodellen   Overig   Totaal
           
Per 31 december 2022                    
Aandelen   234.254   0   0   0   234.254
Vastrentende waarden   488.893   0   0   204.335   693.228
Derivaten   0   0   -114.293   0   -114.293
Overige beleggingen   79   0   0   0   79
    723.226   0   -114.293   204.335   813.268

De posities uit hoofde van derivaten betreffen zowel positieve als negatieve posities.

    Genoteerde marktprijzen   Afgeleide marktnoteringen   Waarderingsmodellen   Overig   Totaal
           
Per 31 december 2021                    
Aandelen   453.327   0   0   0   453.327
Vastrentende waarden   448.170   0   0   242.519   690.689
Derivaten   0   0   97.281   0   97.281
Overige beleggingen   493   0   0   0   493
    901.990   0   97.281   242.519   1.241.790

Genoteerde marktprijzen: De waarde van de belegging is gebaseerd op direct waarneembare marktnoteringen in een actieve markt.

Afgeleide marktnoteringen: Actuele waarde wordt vastgesteld aan de hand van onafhankelijke taxaties.

Waarderingsmodellen: De waarde wordt vastgesteld met waarderingsmodellen waarin gebruik is gemaakt van waarneembare marktdata. Hieronder valt de netto contante waarde berekeningen van de derivaten.

Overig: De waarde wordt vastgesteld met waarderingsmodellen waarin geen gebruik is gemaakt van waarneembare marktdata.

2. Vorderingen en overlopende activa

    31-12-2022   31-12-2021
     
         
Vorderingen op de werkgever(s)   13.946   10.395
Beleggingsdebiteuren   57.381   3.922
Overige vorderingen en overlopende activa   4   2
Totaal   71.331   14.319

Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.

Vorderingen op de werkgever(s)   31-12-2022   31-12-2021
     
Vorderingen op werkgevers   3.623   1.447
Nog te factureren premies   10.323   8.948
Voorzieningen dubieuze debiteuren   0   0
    13.946   10.395

De ‘Vorderingen op werkgevers’ betreft de premie die geen betrekking heeft op de maanden november en december 2022, maar die per 31 december 2022 nog niet is voldaan.De post 'Nog te factureren premies' betreft de premie over de maanden november en december 2022. Deze premie is in januari en februari 2023 gefactureerd. De premiefacturatie vindt bij het pensioenfonds 2 maanden achteraf plaats.

Verloop Voorzieningen dubieuze debiteuren   2022   2021
     
Stand per 1 januari 2021   0   257
Nagekomen baten/afgeschreven vorderingen   0   -21
Vrijval/Dotatie ten laste van de rekening van baten en lasten   0   -236
    0   0

De berekening van de voorziening dubieuze debiteuren is eind 2022 uitgekomen op een negatief getal, en blijft daardoor op nul staan.

Beleggingsdebiteuren   31-12-2022   31-12-2021
     
Lopende interest   2.995   1.729
Te vorderen dividend- en couponbelasting   1.147   2.193
Collateral   53.239   0
    57.381   3.922

Overige vorderingen en overlopende activa
De 'Overige vorderingen en overlopende activa' bestaan uit kleine debiteuren.

3. Overige activa

    31-12-2022   31-12-2021
     
         
Liquide middelen   4.022   4.642

De liquide middelen worden aangehouden bij Nederlandse kredietinstellingen. De tegoeden staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds.

PASSIVA

4. Stichtingskapitaal en reserves

(bedragen x € 1.000)   Algemene reserve   Bestemmings-
reserve
  Totaal
             
Stand per 1 januari 2021   -185.966   161.092   -24.874
Uit bestemmingssaldo van baten en lasten   76.608   8.123   84.731
Stand per 31 december 2021   -109.357   169.215   59.858
Uit bestemmingssaldo van baten en lasten   83.479   -60.145   23.334
Stand per 31 december 2022   -25.878   109.070   83.192

De bestemmingsreserve betreft een solvabiliteitsreserve die op jaarbasis gelijk gesteld wordt aan het vereist eigen vermogen. Het verloop van de reserves is als volgt.

Dekkingsgraad, vermogenspositie en herstelplan

    2022   2021
    %   %
De dekkingsgraad is ultimo jaar als volgt:        
Nominale dekkingsgraad   110,4   105,2
Reële dekkingsgraad   79,6   81,6
Beleidsdekkingsgraad   107,4   101,8

De (actuele) dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans.

Voor het bepalen van het vereist eigen vermogen (de solvabiliteitstoets) maakt het pensioenfonds gebruik van het standaard model. Het bestuur acht het gebruik van het standaardmodel passend voor de risico's van het pensioenfonds.

Op basis hiervan bedraagt het (minimaal) vereist vermogen op:

    31-12-2022   31-12-2021
     
         
Stichtingskapitaal en reserves   83.192   59.858 
Minimaal vereist eigen vermogen   35.405   50.905 
Vereist eigen vermogen   109.070   169.215 

De vermogenspositie van het pensioenfonds kan als gevolg hiervan worden gekarakteriseerd als reservetekort, omdat de beleidsdekkingsgraad lager is dan de dekkingsgraad die hoort bij het vereist vermogen (113,6%) maar hoger dan de dekkingsgraad die hoort bij het minimaal vereist vermogen (104,4%).

De reële dekkingsgraad is gelijk aan de beleidsdekkingsgraad gedeeld door de beleidsdekkingsgraad die is vereist voor de volledige toeslagverlening op basis van prijsinflatie. Op basis van deze definitie komt de reële dekkingsgraad ultimo 2022 uit op 79,6% (2021: 81,6%).

Herstelplan

Het pensioenfonds heeft 23 maart 2022 een herstelplan ingediend bij DNB. In het herstelplan werd voor 2022 een stijging van de actuele dekkingsgraad verwacht naar 107,0% en een beleidsdekkingsgraad van 106,1%. Door de gestegen rente en positieve beleggingsrendementen, is de actuele dekkingsgraad per 31 december 2022 hoger uitgekomen (110,4%). De beleidsdekkingsgraad is ook hoger geëindigd op 107,4%. Op basis van het in 2021 ingediende herstelplan was de verwachting dat het pensioenfonds in 2030 het vereist vermogen zou hebben bereikt.

Voor het pensioenfonds dient de cyclus voor het indienen van een herstelplan, zolang van toepassing, te worden gecontinueerd. Het pensioenfonds heeft op 28 maart 2023 het herstelplan geactualiseerd en bij DNB ingediend. Uitgaande van dit geactualiseerde herstelplan is de verwachting dat het pensioenfonds in 2024 het vereist vermogen heeft bereikt. In het herstelplan zijn geen aanvullende maatregelen opgenomen. DNB heeft op 23 mei 2023 schriftelijk laten weten dat zij instemmen met het herstelplan van het fonds.

Statutaire regelingen omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
Statutair is bepaald dat het saldo van de staat van baten en lasten van € 23.334 over het boekjaar verdeeld wordt over de algemene reserve en de bestemmingsgreserve. De bestemmingsreserve betreft een solvabiliteitsreserve die op jaarbasis gelijk gesteld wordt aan het vereist eigen vermogen.

Voor het boekjaar 2022 geldt dat er € 60.145 is onttrokken aan de bestemmingsreserve en € 83.479 toegevoegd aan de algemene reserve.

5. Technische voorzieningen

Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds

    2022   2021
     
         
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds        
Stand per 1 januari   1.161.487   1.193.703
Pensioenopbouw   65.341   64.430
Toeslagverlening   0   0
Rentetoevoeging   -5.736   -6.501
Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringkosten   -9.924   -7.289
Wijziging marktrente   -414.669   -84.666
Wijziging actuariële grondslagen   12.712   0
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten   -5.693   121
Overige (incidentele) mutaties technische voorziening   -464   -1.624
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen   -448   3.313

Pensioenopbouw
Het opbouwpercentage is in 2022 1,213% van de pensioengrondslag (2021: 1,310%). De pensioengrondslag is het pensioengevend salaris minus de franchise (2022: € 11.819) op jaarbasis (2021: € 11.614). Voor deeltijdwerkers wordt de pensioengrondslag naar evenredigheid vastgesteld. Indien de franchise hoger is dan het pensioengevend salaris, wordt de pensioengrondslag op nul vastgesteld.

Toeslagverlening
Het pensioenfonds streeft ernaar de opgebouwde pensioenrechten van de actieve deelnemers jaarlijks per 1 januari aan te passen aan het consumentenprijsindexcijfer van het CBS. Het gaat om het consumentenprijsindexcijfer voor alle huishoudens afgeleid over de periode 1 oktober van het voorgaande jaar tot 1 oktober van het huidige jaar. De toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter en wordt gefinancierd uit overrendementen, het pensioenfonds vormt geen bestemmingsreserve voor toeslagen en berekent geen premie om toeslagen te financieren.

Het pensioenfonds streeft ernaar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) jaarlijks tevens aan te passen aan de eerder genoemde ontwikkeling van het consumentenprijsindexcijfer van het CBS. Echter mag deze toeslag nooit hoger zijn dan de toeslag voor de actieve deelnemers.

Het bestuur heeft, gezien de financiële situatie van het pensioenfonds, besloten per 1 januari 2023 zowel aan de actieve deelnemers als aan de pensioengerechtigden en gewezen deelnemers, geen toeslag toe te kennen.

Rentetoevoeging
De pensioenverplichtingen zijn opgerent met -0,486% (2021: -0,533%), op basis van de éénjaarsrente op de interbancaire swapmarkt aan het begin van het verslagjaar.

Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten
Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte pensioenuitkeringen in de verslagperiode.

Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte uitvoeringskosten in de verslagperiode.

Wijziging marktrente
Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente.

        Rentepercentage per 31 december
2021       0,63
2022       2,38

In juni 2019 heeft de Commissie Parameters een aangepaste UFR-methode geadviseerd. Dit heeft een verhogend effect op de technische voorziening. DNB heeft besloten om de aangepaste UFR-parameters stapsgewijs in te voeren, waarmee de invloed van de UFR wordt gespreid. In 2022 is de tweede stap genomen van de overgang naar de aangepaste UFR-methode. Het effect van de aangepaste UFR-methode op 31 december 2022 is een toename van de technische voorzieningen van € 2,5 miljoen (-0,3%-punt op de dekkingsgraad).

Wijziging actuariële uitgangspunten
Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie van het pensioenfonds.

De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het fonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. In 2022 zijn een aantal actuariële grondslagen gewijzigd.

In 2022 heeft het pensioenfonds de nieuwe AG-prognosetafels (Prognosetafel AG2022, 2021: Prognosetafel AG2020) in gebruik genomen en een aanpassing van de correctiefactoren op de sterftekansen (WTW Ervaringssterftemodel 2022, 2021: WTW Ervaringssterftemodel 2020) doorgevoerd. De nieuwe AG-prognosetafels leidt tot een stijging van de technische voorzieningen met € 7,8 miljoen (-0,8%-punt op de dekkingsgraad). Invoering van de nieuwe correctiefactoren leidt tot een afname van de technische voorzieningen met € 3,7 miljoen (0,3%-punt op de dekkingsgraad). Verder zijn de technische voorzieningen gestegen met € 6,1 miljoen door verhoging van de kostenvoorziening van 2,7% naar 3,5% (met een effect van -0,6%-punt op de dekkingsgraad).

Bij de berekening van de technische voorziening voor risicopartnerpensioen (de technische voorziening voor vrijgestelde toekomstige risicopremies) wordt rekening gehouden met partnerfrequenties. In 2022 zijn de partnerfrequenties geactualiseerd van de CBS-data 2020 naar de CBS-data 2022. Omdat dit slechts een klein onderdeel (circa € 0,9 miljoen) van de totale technische voorziening uitmaakt, is het effect van deze wijziging zeer beperkt. 

Per 1 januari 2023 wordt de opslag in de premie voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid verhoogd van 0,95% naar 1,4% van de pensioengrondslag. Bij de vaststelling van de IBNR-voorziening per 31 december 2022 wordt al rekening gehouden met deze verhoging van de PVI-opslag. De IBNR-voorziening is daarom verhoogd naar 1,4% van de pensioengrondslag over 2021 en 2022. Het effect is een stijging van de IBNR-voorziening met € 2,5 miljoen (-0,3%-punt op de dekkingsgraad).

Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
Zo lang de beleidsdekkingsgraad onder de 100% zit, zijn nieuwe waardeoverdrachten, zowel in- als uitgaand, niet toegestaan. In 2022 is de beleidsdekkingsgraad boven de 100% gebleven en zijn de reguliere waardeoverdrachten en waardeoverdrachten inzake klein pensioen uitgevoerd.

Overige (incidentele) mutaties technische voorziening
Per 1 januari 2022 is het opbouwpercentage verlaagd van 1,310% naar 1,213% Het verlaagde opbouwpercentage is ook van toepassing op de premievrijgestelde toekomstige opbouw van arbeidsongeschikte deelnemers. Hiervoor was op de ultimo stand van het jaarwerk 2021 een extracomptabele post van -1.472 opgenomen. De daadwerkelijke wijziging van de voorziening bedraagt -1.464, wat resulteert in een verhoging van de voorziening met 8.

Voor de toekomstige risicopremies voor arbeidsongeschikte  deelnemers was een extracomptabele post van -95 opgenomen. De daadwerkelijke wijziging van de voorziening bedraagt -95.

Per 1 januari 2023 wijzigt het opbouwpercentage opnieuw, van 1,213% naar 1,170%. In verband hiermee is opnieuw een extracomptabele verlaging van de voorziening opgenomen voor de premievrije toekomstige opbouw (440) en risicopremies (32). Dit leidt tot een verlaging met 472.

Tezamen leidt dit tot een verlaging van de voorziening met 464.

Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
Aan het vaststellen van de technische voorzieningen liggen kanssystemen ten grondslag. De belangrijkste zijn sterfte en arbeidsongeschiktheid. Het aantal arbeidsongeschikten zijn over de jaren toegenomen wat leidt tot een groter negatief effect op het resultaat. De verhoging van de voorziening bedraagt hierdoor 816. Het resultaat op sterfte is 1.042 en overige mutaties 223.Tezamen leidt dit tot een verlaging van de voorziening met 448.

Aantallen deelnemers ten opzichte van de voorziening

        2022       2021
      Aantallen     Aantallen
                 
Actieven   353.331   20.295   528.790   19.250
Gepensioneerden   116.820   3.724   136.414   3.445
Slapers   332.454   70.079   496.283   69.429
Voorziening voor pensioenverplichtingen   802.605   94.098   1.161.487   92.124

Korte beschrijving pensioenregeling
De pensioenregeling kan worden gekenmerkt als een middelloon-regeling met een voorwaardelijke toeslagverlening (indexatie) en met een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar. In 2022 is de aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd met 1,213% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend salaris onder aftrek van een franchise. De franchise wordt jaarlijks vastgesteld en is voor 2022, op basis van een volledig dienstverband, vastgesteld op € 11.819.

Het partnerpensioen is per 1 januari 2017 vervangen door een vrijwillige Anw-pensioen. De partner ontvangt een extra tijdelijke pensioenuitkering als de verzekerde komt te overlijden.

De hoogte van het wezenpensioen is 14% van het te bereiken ouderdomspensioen. Bij beëindiging van de deelneming ontstaat een aanspraak op wezenpensioen over het opgebouwde ouderdomspensioen. Voor een volle wees verdubbelt de hoogte van het wezenpensioen.

Voor de werknemers met een functieschaal boven functieschaal 9 kunnen de werkgevers vrijwillig aansluiten. Hiervoor dienen alle werknemers met een functieschaal boven functieschaal 9 deel te nemen.

Inhaaltoeslagen

Onder bepaalde omstandigheden kunnen inhaaltoeslagen worden toegekend. Inhaaltoeslagen zijn toeslagen die worden toegezegd, voor zover in het verleden niet voor 100% is geïndexeerd. Om inhaaltoeslagen te kunnen toekennen is een hoge dekkingsgraad vereist. Inhaaltoeslagen zijn daarom op korte termijn niet te verwachten. Het bestuur van het pensioenfonds geeft in haar jaarrekening elk jaar een specificatie van het verschil tussen de volledige en de werkelijk toegekende toeslagen.

Voor de actieve en inactieve deelnemers is de specificatie in de onderstaande tabellen opgenomen.

    Volledige
toeslag-
verlening
  Toegekende
toeslagen
  Verschil   Cumulatief
verschil (t.o.v.
ambitie)
    %   %   %   %
Actieven                
2014   2,01   0,00   2,01   2,01
2015   0,00   0,00   0,00   2,01
2016   0,50   0,00   0,50   2,52
2017   -0,01   0,00   -0,01   2,51
2018   1,47   0,00   1,47   4,02
2019   1,47   0,00   1,47   5,55
2020   1,64   0,00   1,64   7,28
2021   0,99   0,00   0,99   8,34
2022   2,57   0,00   2,57   11,12
2023   17,16   0,00   17,16   30,19

Het toeslagpercentage is bepaald over het lopende boekjaar en gaat in per 1 januari van het daaropvolgende jaar.

    Volledige
toeslag-
verlening
  Toegekende
toeslagen
  Verschil   Cumulatief
verschil (t.o.v.
ambitie)
    %   %   %   %
Inactieven                
2014   0,90   0,00   0,90   0,90
2015   0,00   0,00   0,00   0,90
2016   0,50   0,00   0,50   1,40
2017   -0,01   0,00   -0,01   1,39
2018   1,47   0,00   1,47   2,88
2019   1,47   0,00   1,47   4,40
2020   1,64   0,00   1,64   6,11
2021   0,99   0,00   0,99   7,16
2022   2,57   0,00   2,57   9,91
2023   17,16   0,00   17,16   28,78

Het toeslagpercentage is bepaald over het lopende boekjaar en gaat in per 1 januari van het daaropvolgende jaar.

6. Derivaten met negatieve waarde

    31-12-2022   31-12-2021
     
         
Derivaten met negatieve waarde   124.931   7.557

7. Overige schulden en overlopende passiva

    31-12-2022   31-12-2021
     
         
Nog te verrekenen premies   204   219
Beleggingscrediteuren   1.739   38.429
Belastingen en premie sociale verzekeringen   183   174
Overige schulden en overlopende passiva   698   584
    2.824   39.406

Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.

Nog te verrekenen premies betreft de correctie ambtshalve nota. Met deze correctie wordt de schuldpositie op de balans gelijk gesteld aan de ambtshalve nota’s waar geen pensioenopbouw tegenover staat.

Beleggingscrediteuren betreft ontvangen onderpand in de vorm van liquiditeiten.

Belastingen en premies sociale verzekeringen betreft de afdracht van de over de uitkeringen ingehouden loonheffing.

De 'Overige schulden en overlopende passiva' bestaan uit nog te betalen kostenfacturen.

9.6 Risicobeheer

Het pensioenfonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico's. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Het solvabiliteitsrisico is daarmee het belangrijkste risico voor het pensioenfonds.

Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van de risico's. Deze beleidsinstrumenten betreffen:

  • Beleggingsbeleid; 
  • Premiebeleid; en
  • Toeslagbeleid.

De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van de Asset Liability Management-studie (ALM-Studie) dat periodiek wordt uitgevoerd.

De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid door de vermogensbeheerders moet plaatsvinden. Deze uitgangspunten zijn vastgelegd in mandaatovereenkomsten met de vermogensbeheerders. De mandaten zijn gericht op actief/passief vermogensbeheer.

Solvabiliteitsrisico's

Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten op basis van zowel algemeen geldende normen als specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd.

Indien de solvabiliteit van het pensioenfonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslagverlening op opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen.

De actuele dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld:

    2022   2021
    %   %
         
Dekkingsgraad per 1 januari   105,2   97,9
Premie   -0,6   -0,8
Uitkeringen   -0,1   0,0
Waardeoverdrachten   0,0   0,1
Toeslagverlening   0,0   0,0
Wijziging rentetermijnstructuur (RTS)   58,3   7,5
Beleggingsrendementen   -32,5   1,1
Wijziging actuariele uitgangspunten   -0,8   0,0
Overige (incidentele) mutaties technische voorzieningen   -0,3   0,0
Overige oorzaken, kanssystemen en kruiseffecten   -18,8   -0,6
Dekkingsgraad per 31 december   110,4   105,2

De dekkingsgraad is in 2022 gestegen. De stijging van de dekkingsgraad werd vooral veroorzaakt door het RTS-effect (de rente is gestegen wat leidt tot een afname van de technische voorzieningen). Het positieve beleggingsresultaat (inclusief renteafdekking) had een positief effect op de dekkingsgraad. De overige oorzaken bestaan hoofdzakelijk uit zogenaamde kruiseffecten. De bepaling van de procentuele effecten van de diverse resultaatbronnen op de dekkingsgraad zijn conform de richtlijnen van DNB alle uitgedrukt ten opzichte van de primo dekkingsgraad. Dit zorgt ervoor dat de optelling van de primo dekkingsgraad plus alle afzonderlijke procentuele effecten niet leidt tot de ultimo dekkingsgraad. Het verschil tussen deze twee wordt verantwoord onder de noemer "overige oorzaken" en betreft de kruiseffecten. In het algemeen geldt dat deze post groter is naarmate de uitschieters in de afzonderlijke resultaatscomponenten groter zijn.

Om het solvabiliteitsrisico te beheersen dient het pensioenfonds buffers in het vermogen aan te houden. De omvang van deze buffers (buffers plus de pensioenverplichtingen heten samen het vereist vermogen) wordt vastgesteld met de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets (S-toets). Deze toets bevat een kwantificering van de bestuursvisie op de pensioenfondsspecifieke restrisico's (na afdekking).

De berekening van het vereist eigen vermogen en het hieruit voortvloeiende surplus/tekort aan het einde van het boekjaar is als volgt:

    2022   2021
    %   %
         
S1 Renterisico   0,6   2,0
S2 Risico zakelijke waarden   9,7   9,8
S3 Valutarisico   2,3   2,2
S4 Grondstoffenrisico   0,0   0,0
S5 Kredietrisico   4,2   4,4
S6 Verzekeringstechnische risico   4,3   4,7
S7 Liquiditeitsrisico   0,0   0,0
S8 Concentratierisico   0,0   0,0
S9 Operationeel risico   0,0   0,0
S10 Actief beheerrisico   0,0   0,0
Diversificatie-effect   -7,5   -8,5
Totaal   13,6   14,6
    2022   2021
     
         
Vereist pensioenvermogen   911.675   1.330.702
Voorziening pensioenverplichting   802.605   1.161.487
Vereist eigen vermogen   109.070   169.215
Aanwezig pensioenvermogen   83.192   -109.357
Tekort/Tekort   -25.878   -278.572

De buffers zijn berekend op basis van de standaardmethode, waarbij voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de strategische beleggingsmix in de evenwichtssituatie.

De vereiste dekkingsgraad die hoort bij het vereist eigen vermogen van € 109.070 duizend, is 113,6% (2021: 114,6%). Uitgaande van de beleidsdekkingsgraad ultimo 2022 is er sprake van een reservetekort.

Beleggingsrisico

De belangrijkste beleggingsrisico's betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van het risico is geïntegreerd in het beleggingsproces. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid kunnen zich voorts risico's manifesteren uit hoofde van de geselecteerde managers en bewaarbedrijven (zogeheten manager- en custody risico), en de juridische bepalingen omtrent gebruikte instrumenten en de uitvoeringsovereenkomst (juridisch risico). Het marktrisico wordt beheerst doordat met de vermogensbeheerder specifieke mandaten zijn afgesproken, welke in overeenstemming zijn met de beleidskaders en richtlijnen zoals deze zijn vastgesteld door het bestuur. Het bestuur monitort de mate van naleving van deze mandaten. De marktposities worden periodiek gerapporteerd.

Per risico worden in de risicoparagraaf een aantal cijfermatige overzichten getoond. De totalen, per beleggingscategorie in deze overzichten, sluiten niet in alle gevallen aan bij de balans. Op totaalniveau is dit wel het geval. De reden dat deze aansluiting niet gemaakt kan worden ligt in het feit dat gebruik gemaakt wordt van look-through gegevens op detailniveau. Dit geeft een getrouwer beeld van de werkelijke risico's.

Per risico worden in de risicoparagraaf een aantal cijfermatige overzichten getoond. De totalen, per beleggingscategorie in deze overzichten, sluiten niet in alle gevallen aan bij de balans. De reden dat deze aansluiting niet gemaakt kan worden ligt in het feit, dat gebruik gemaakt wordt van look-through (LT) gegevens op detailniveau. Dit geeft een getrouwer beeld van de werkelijke risico's.

Balanswaarde op basis van Look through (LT)

    31-12-2022       31-12-2021    
         
    Voor LT   Na LT   Voor LT   Na LT
Beleggingscategorie                
Vastgoedbeleggingen   0   8.545   0   17.863
Aandelen   234.254   223.848   453.327   431.970
Vastrentende waarden   693.228   689.851   690.689   688.694
Derivaten   -114.293   -113.972   97.281   97.006
Overige beleggingen   79   4.996   493   6.257
                 
    813.268   813.268   1.241.790   1.241.790

Renterisico (S1)

Renterisico is het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de waarde van de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duratie. De duratie is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren.

Het pensioenfonds voert een dynamisch rentebeleid. De 30-jaars swaprente per eind 2022 is 2,4% (2021: 0,24%). In 2022 is meerdere keren een trigger geraakt. Hierbij is de renteafdekking zowel verhoogd als verlaagd. Per saldo is de renteafdekking over 2022 verhoogd van 44% aan het begin van het jaar naar 76% per ultimo 2022. Naast de matchingportefeuille bevat ook de returnportefeuille vastrentende waarden, namelijk bedrijfsobligaties en hypotheken. Zoals vastgelegd in het beleggingsplan wordt niet strategisch op deze afdekking gestuurd, maar wordt dit wel meegerekend in de bepaling van S1. Per eind 2022 hebben deze beleggingen een positief effect van 19,9% op de afdekking in S1 hebben. Per saldo is de strategische renteafdekking ultimo 2022 95,9%.

Het pensioenfonds houdt in de renteafdekking rekening met de opbouw van nieuwe pensioenverplichtingen. Doordat het premiepercentage voor toekomstige verplichtingen voor een bepaalde periode vaststaat, vertegenwoordigt de verwachte opbouw een economisch renterisico voor het pensioenfonds. In de berekening van het renterisico wordt daarom rekening gehouden met de nieuwe opbouw tot en met eind 2023.

De feitelijke renteafdekking was ultimo 2022 75,3% (2021: 44,0%) op basis van marktrente en lag daarmee binnen de vastgestelde bandbreedte van 73% - 79%.

De impact van de nieuwe UFR wordt per kwartaal bekeken en berekend.

De ontwikkelingen t.a.v. de rentemarkthervormingen worden periodiek bijgehouden, en waar nodig is actie ondernomen (bijv. t.b.v. aanpassing van ISDA en CSA's).

De duratie en het effect van de renteafdekking kan als volgt worden samengevat:

    31-12-2022       31-12-2021    
      Duratie     Duratie
                 
Vastrentende waarden (vóór derivaten)   742.582   7,4   690.689   7,2
Vastrentende waarden (na derivaten)   623.236   26,8   792.314   25,3
(Nominale) pensioenverplichtingen   802.605   24,6   1.161.487   26,9

De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt:

    31-12-2022       31-12-2021    
      %     %
                 
Resterende looptijd < 1 jaar   269.220   39,0   254.977   37,0
Resterende looptijd > 1 jaar en < 5 jaar   129.850   18,8   150.713   21,9
Resterende looptijd > 5 en < 10 jaar   92.832   13,5   121.307   17,6
Resterende looptijd > 10 en < 20 jaar   69.231   10,0   95.842   13,9
Resterende looptijd > 20 jaar   128.718   18,7   65.856   9,6
    689.851   100,0   688.694   100,0

Het bovenstaande overzicht geeft de verdeling weer van het renterisico van de totale portefeuille waarbij tevens rekening gehouden is met de renteswaps. Met een renteswap wordt doorgaans een korte rente geruild voor een lange rente om renterisico van de pensioenverplichtingen af te dekken. 

In de portefeuille zijn financiële instrumenten opgenomen welke gevoelig zijn voor wijzigingen in de marktrente. De portefeuille is blootgesteld aan een aanzienlijk renterisico.

De resterende looptijd van de verplichtingen kan als volgt worden weergegeven:

    31-12-2022       31-12-2021    
      %     %
                 
Resterende looptijd < 5 jaar   56.875   7,1   54.538   4,7
Resterende looptijd > 5 en < 10 jaar   78.403   9,8   87.588   7,5
Resterende looptijd > 10 en < 20 jaar   194.811   24,3   261.837   22,5
Resterende looptijd > 20 jaar   472.516   58,9   757.524   65,2
    802.605   100,0   1.161.487   100,0

Risico zakelijke waarden (S2)

Zakelijke waarden risico is het risico dat de waarde van de zakelijke waarden (voornamelijk aandelen, beursgenoteerd indirect vastgoed en converteerbare obligaties) verandert door veranderingen in de marktprijzen voor deze waarden. Het structurele marktrisico wordt beheerst binnen het ALM-proces. Daarin wordt een zodanige beleggingsmix vastgesteld dat het marktrisico acceptabel is. De feitelijke beleggingsmix mag binnen vastgestelde bandbreedtes afwijken van de ALM-beleggingsmix. Voor de beheersing van het marktrisico in samenhang met het renterisico wordt gebruik gemaakt van derivaten.

Valutarisico (S3)

Binnen de aandelenportefeuille wordt valutarisico gelopen. Binnen de vastrentende waardenportefeuille wordt uitsluitend belegd in Euro-titels en deze kent derhalve geen valutarisico. Het pensioenfonds loopt risico op het moment dat (indirect) wordt belegd in andere valuta omdat de waarde hiervan ten opzichte van de euro kan fluctueren, los van mogelijke waardeverandering van de belegging zelf. Er wordt hiervoor onderscheid gemaakt tussen ontwikkelde en opkomende markten. De schok voor opkomende markten die moet kunnen worden opgevangen (35%) is groter dan die voor ontwikkelde markten (20%). De exposure naar US Dollar wordt strategisch voor 75% afgedekt.

Het totaalbedrag van de gehele beleggingsportefeuille dat buiten de euro wordt belegd bedraagt ultimo 2022 € 228.785 (2021: € 435.483). Per einde boekjaar is de waarde van de uitstaande valutatermijncontracten € 5.484 (2021: -€ 4.620).

De valutapositie per 31 december 2022 vóór en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven:

        2022    
    Totaal voor afdekking   Valutaderivaten afdekking   Netto positie
na afdekking
       
             
EUR   578.679   130.724   709.403
CHF   6.119       6.119
GBP   24.979   -15.265   9.714
JPY   17.273       17.273
USD   141.878   -109.975   31.903
AUD   5.515       5.515
HDK   6.356       6.356
CAD   5.765       5.765
Overig   21.219       21.219
    807.783   5.484   813.268

De valutapositie per 31 december 2021 vóór en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven:

        2021    
    Totaal voor afdekking   Valutaderivaten afdekking   Netto positie
na afdekking
       
             
EUR   810.927   220.290   1.031.217
CHF   12.068   0   12.068
GBP   39.683   -21.827   17.856
JPY   31.297   0   31.297
USD   285.262   -203.083   82.179
AUD   9.549   0   9.549
HDK   10.157   0   10.157
CAD   10.993   0   10.993
Overig   36.474   0   36.474
    1.246.410   -4.620   1.241.790

De totaalstand is weergegeven inclusief de negatieve derivatenpositie.

Prijsrisico

Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen. Het wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren.

Het prijsrisico wordt gemitigeerd door diversificatie die onder meer is vastgelegd in de strategische beleggingsmix van het pensioenfonds. In aanvulling hierop maakt het pensioenfonds voor afdekking van het prijsrisico gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures.

Naast de strategische mix heeft het fonds in het mandaat aan de vermogensbeheerders richtlijnen gesteld aan het maximaal percentage dat namens het fonds in een sector, land of tegenpartij mag worden belegd.

De segmentatie van de aandelenportefeuille naar regio is als volgt:

    2022       2021    
      %     %
                 
Europa (EU)   27.179    12,1   47.783    11,1
Europa (niet-EU)   17.753    7,9   31.450    7,3
Noord-Amerika   136.226    60,9   281.855    65,2
Azië   13.835    6,2   16.634    3,9
Centraal & Zuid-Amerika   23.599    10,5   1.387    0,3
Pacific   2.454    1,1   49.146    11,4
Overig   2.802    1,3   3.715    0,9
Totaal   223.848    100,0   431.970    100,0

De segmentatie van de aandelenportefeuille naar sectoren is als volgt:

    2022       2021    
      %     %
                 
Energie   12.563    5,6   13.555    3,1
Basismaterialen   11.496    5,1   20.586    4,8
Nijverheid en industrie   24.374    10,9   46.425    10,7
Cyclische consumptiegoederen   25.624    11,4   58.081    13,4
Defensieve consumptiegoederen   15.511    6,9   26.439    6,1
Gezondheidszorg   32.092    14,3   55.015    12,7
Technologie   45.783    20,5   104.107    24,1
Nutsbedrijven   5.174    2,3   8.730    2,0
Communicatiediensten   15.119    6,8   36.598    8,5
Financiele instellingen (w.o. banken en verzekeraars)   35.857    16,0   61.942    14,3
Overig   255    0,1   492    0,1
Totaal   223.848    100,0   431.970    100,0

Grondstoffenrisico (S4)

Grondstoffen ofwel commodities vormen een beleggingscategorie waarin veelal via index futures en swaps wordt geïnvesteerd in energie (olie), edelmetalen en agroproducten. Het grondstofrisico betreft het risico op fluctuaties in grondstofprijzen. Zowel in het verslagjaar 2022 als in 2021 is door het fonds niet belegd in deze beleggingscategorie.

Kredietrisico (S5)

Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito's worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars.

Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt.

Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten; het hanteren van prudente verstrekkingsnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing-en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot OTC-derivaten wordt door het fonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand. Er wordt gebruik gemaakt van dagelijkse waarderingen.

De kredietwaardigheid van veel marktpartijen wordt ook door rating agencies beoordeeld. Voor de bepaling van de rating wordt afhankelijk van beschikbaarheid gebruik gemaakt van S&P, Moody's en Fitch. 

De samenvatting van de vastrentende waarden op basis van deze ratings is als volgt:

    2022       2021    
      %     %
                 
AAA   84.782   12,3   327.313   47,5
AA   74.940   10,9   101.694   14,8
A   71.564   10,4   107.363   15,6
BBB   39.056   5,7   31.796   4,6
Lager dan BBB   255   0,0   332   0,0
Geen rating   419.254   60,8   120.196   17,5
Totaal   689.851   100,0   688.694   100,0

Verzekeringstechnische risico's (actuariële risico's, S6)

Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De belangrijkste actuariële risico's zijn de risico's van langleven, overlijden (kortleven), arbeidsongeschiktheid en het toeslagrisico.

Langlevenrisico
Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de technische voorziening. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting.

Door toepassing van AG Prognosetafel 2022 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen.

Overlijdensrisico
Het overlijdensrisico betekent dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen.

Arbeidsongeschiktheidsrisico
Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (schadereserve). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Het beleid van het pensioenfonds is om het overlijden- en arbeidsongeschiktheidsrisico niet te herverzekeren.

Toeslagrisico
Het toeslagrisico omvat het risico dat de ambitie van het bestuur om toeslagen op pensioen toe te kennen in relatie tot de algemene prijsontwikkeling niet kan worden gerealiseerd. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, beleggingsrendementen, looninflatie en demografie (beleggings- en actuariële resultaten) echter, afhankelijk van de hoogte van de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagverlening voorwaardelijk is.

De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft inzicht in de mate waarin toeslagen kunnen worden toegekend (ook wel aangeduid als de toeslagruimte). Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad worden onvoorwaardelijke nominale pensioenverplichtingen verdisconteerd tegen een reële, in plaats van nominale, rentetermijnstructuur. Omdat er op dit moment geen markt voor financiële instrumenten aanwezig is waaruit de reële rentetermijnstructuur kan worden afgeleid, wordt gebruik gemaakt van een benaderingswijze.

De reële dekkingsgraad bedraagt per 31 december 2022 79,6% (2021: 81,6%).

Liquiditeitsrisico (S7)

Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies.

Het liquiditeitsbeleid is geëvalueerd en aangescherpt, evenals de afspraken met de vermogensbeheerder. Het beschikbaar hebben van voldoende kasgeld voor onderpandverplichtingen bij derivaten speelt mede als gevolg van wet- en regelgeving een steeds prominentere rol. Hiermee stijgt ook het belang van de liquiditeitsbuffer. In het nieuwe beleid is sprake van monitoring op dagelijkse basis in plaats van maandelijks, en zijn de beschikbare instrumenten uitgebreid met Repo's. Er is vastgelegd op welke wijze dit instrument door de beheerder kan worden ingezet en wat dit betekent voor de benodigde buffer.

Concentratierisico (S8)

Concentraties kunnen ertoe leiden dat het pensioenfonds bij grote veranderingen in bijvoorbeeld de waardering (marktrisico) of de financiële positie van een tegenpartij (kredietrisico) grote (veelal financiële) gevolgen hiervan ondervindt. Concentratierisico's kunnen optreden bij een concentratie in de beleggingsportefeuille in producten, regio's of landen, economische sectoren of tegenpartijen. Naast concentraties in de beleggingsportefeuille kan ook sprake zijn van concentraties in de verplichtingen en de uitvoering.

Om concentratierisico's in de beleggingsportefeuille te beheersen maakt het bestuur gebruik van diversificatie en limieten voor beleggen in landen, regio's, landen, sectoren en tegenpartijen. Deze uitgangspunten zijn door het pensioenfonds vastgesteld op basis van de ALM-studie. De uitgangspunten zijn vastgelegd in de contractuele afspraken met de vermogensbeheerders en het bestuur monitort op kwartaalbasis de naleving hiervan.

    31-12-2022       31-12-2021    
      %     %
Vastrentende waarden                
Staatsobligaties   291.057   28,7    179.272    14,1
Bedrijfsobligaties   189.680   18,7    262.213    20,7
Hypotheken   209.114   20,6    247.210    19,5
Totaal   689.851   68,0   688.695   54,3

Operationeel risico (S9)

Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Deze risico's worden door het pensioenfonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering zijn betrokken. Het bestuur monitort a.g.v.de Covid-19 pandemie de uitbestedingsrelaties nog structureler. Om zicht te krijgen op de beheersing van de operationele risico's bij de verschillende uitbestedingsrelaties, wordt jaarlijks een ISAE 3402 opgevraagd en worden SLA-rapportages vereist, welke periodiek worden gecontroleerd op juistheid, tijdigheid en volledigheid. In 2021 hebben alle uitbestedingspartijen verklaard dat hun gedragscode minimaal gelijkwaardig is aan die van het pensioenfonds. Daarnaast heeft de jaarlijkse evaluatie van de uitbestedingspartijen plaatsgevonden.

De pensioenuitvoering is uitbesteed aan pensioenuitvoerder TKP Pensioen B.V. Met TKP Pensioen B.V. is een uitbestedingsovereenkomst en een service level overeenkomst (SLA) gesloten.

Het vermogensbeheer is in 2022 uitgevoerd door BlackRock en Cardano. Met BlackRock en Cardano is een overeenkomst afgesloten waarin onder andere de beleggingsrichtlijnen en de overeengekomen rapportages zijn vastgelegd. De afspraken zijn vastgelegd in een SLA.

De uitvoering van de afdekking van valutarisico is uitbesteed aan Cardano. CACEIS is custodian van het fonds. De afspraken hierover zijn vastgelegd in een overeenkomst.

Actief risico (S10)

Een actief beleggingsrisico ontstaat wanneer met het beleggingsbeleid binnen de beleggingscategorieën afgeweken wordt van het beleid volgens de benchmark. Een maatstaf van de mate waarin actief wordt belegd is de zogenaamde 'tracking error'. De tracking error geeft aan hoe groot de afwijkingen van het rendement kunnen zijn ten opzichte van het benchmarkrendement. Hoe hoger de tracking error, hoe hoger het actief risico.

Voor het pensioenfonds geldt dat belegd wordt in passieve beleggingsfondsen, hierdoor hoeft de S10 niet te worden bepaald en is deze op nihil gesteld.

Systeemrisico

Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het pensioenfonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het pensioenfonds niet beheersbaar. Het systeemrisico maakt geen onderdeel uit van de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets.

9.7 Niet in de balans opgenomen verplichtingen

Langlopende contractuele verplichtingen

Het pensioenfonds heeft een uitbestedingsovereenkomst met TKP Pensioen B.V. voor onbepaalde tijd. De vergoeding in 2022 bedraagt € 2,3 miljoen (2021: € 2,0 miljoen).

Ten behoeve van het vermogensbeheer zijn uitbestedingsovereenkomsten afgesloten met Blackrock, Cardano en custodian CACEIS.

In 2022 verzorgt Cardano Risk Management B.V. onder andere het beheer van de matchingportefeuille en de valuta-afdekking voor het pensioenfonds.

Het pensioenfonds heeft een overeenkomst afgesloten met Montae & Partners voor de bestuursondersteuning. Deze huidige overeenkomst kent geen einddatum.

9.8 Verbonden partijen

Transacties met (voormalige) bestuurders

De bezoldiging van de bestuurders wordt nader toegelicht in de toelichting op de staat van baten en lasten bij de pensioenuitvoeringskosten. Het pensioenfonds heeft geen leningen verstrekt aan de (voormalige) bestuurders. Ook heeft het pensioenfonds geen vorderingen op de (voormalige) bestuurders.

Verplichtstellingen en uitvoeringsreglement

Op basis van de verplichtstelling tot deelneming in het pensioenfonds worden werkgevers verplicht deel te nemen. De afspraken met de werkgevers staan beschreven in het uitvoeringsreglement.

9.9 Gebeurtenissen na balansdatum

UFR

De Commissie Parameters heeft op verzoek van minister Schouten een vervroegd advies uitgebracht over de parameters, omdat voor het nieuwe pensioenstelsel een nieuwe set uitgangspunten nodig is. De set parameters bevat verwachtingswaarden waar pensioenfondsen onder andere bij het vaststellen van de gedempte premie en de technische voorzieningen rekening mee moeten houden. De nieuwe set parameters gaat in op het moment van ingang van de Wet toekomst pensioen. Dat zal op zijn vroegst 1 juli 2023 zijn.

De UFR systematiek wordt al wel per 1 januari 2023 afgeschaft. Eerder was voorzien dat de UFR in vier gelijke stappen zou worden aangepast naar een lange termijn marktniveau. De technische voorzieningen zijn vastgesteld op basis van de rentetermijnstructuur van De Nederlandsche Bank per 31 december 2022 en de factoren zoals genoemd in de grondslagen bij de jaarrekening. De afschaffing van de UFR heeft een impact op de technische voorzieningen van € 7,1 miljoen (met een effect van -1,0%-punt op de dekkingsgraad). De invloed van de overige aanpassingen van de set parameters komen tot uiting op het moment van het inwerking treden van de Wet toekomst pensioen.

9.10 Toelichting op de staat van baten en lasten over 2022

8. Premiebijdragen voor risico pensioenfonds

    2022   2021
     
De premiebijdragen kunnen als volgt worden gespecificeerd:        
Pensioenpremie huidig jaar   62.592   55.327
Pensioenpremie voorgaand jaar   364   132
Regeling 9+   1.826   1.556
Premie overig   658   472
Premie ANW-hiaat   157   171
    65.597   57.487

De totale bijdrage van werkgever en werknemers bedraagt 21,8% (2021: 21,8%) van de loonsom. De kostendekkende, gedempte en feitelijke premie zijn als volgt:

    2022   2021
     
         
Kostendekkende premie   77.955   77.367
Feitelijke premie   65.076   57.355
Gedempte premie   64.607   60.033

Specificatie Kostendekkende premie

De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate in de staat van baten en lasten verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt:

    2022   2021
     
Kostendekkende premie        
Actuarieel benodigd voor onvoorwaardelijke onderdelen   65.036   65.391
Opslag instandhouding van het vereist eigen vermogen   9.495   8.828
Opslag voor uitvoeringskosten   3.425   3.148
Totaal kostendekkkende premie   77.955   77.367

Specificatie Feitelijke premie

    2022   2021
     
Feitelijke premie        
In rekening gebrachte pensioenpremie   62.592   55.327
Premie voor regeling 9+   1.826   1.556
Overig   658   472
Totaal feitelijke premie   65.076   57.355

De feitelijke premie, exclusief de pensioenpremie over voorgaande jaren, en de premie voor de aanvullende ANW-verzekering, komt uit op € 57.355. Hiervan komt de helft van het premiepercentage (10,9%) voor rekening van de werkgever en de andere helft van het premiepercentage (10,9%) voor rekening van de werknemer.

Specificatie Gedempte kostendekkende premie

    2022   2021
     
Gedempte premie        
Actuarieel benodigd voor onvoorwaardelijke onderdelen   34.969   32.440
Opslag instandhouding van het vereist eigen vermogen   5.105   4.379
Opslag voor uitvoeringskosten   3.425   3.148
Premie voorwaardelijke onderdelen   21.108   20.066
Totaal gedempte premie   64.607   60.033

9. Beleggingsresultaten risico pensioenfonds

De indirecte vermogensbeheerkosten die middels doorkijk zijn toe te rekenen aan de verschillende assetcategorieën, zijn verrekend met de indirecte beleggingsopbrengsten. Deze kosten zijn derhalve resultaat-neutraal opgenomen in de jaarrekening.

    Directe beleggings-
opbrengsten
  Indirecte beleggings-
opbrengsten
  Kosten vermogens-beheer   Transactie
kosten
  Totaal
2022                    
                     
Aandelen   -101   -48.947   -311   -33   -49.392
Vastrentende waarden   5.506   -109.549   -1.437   -593   -106.073
Derivaten   5.597   -231.508   0   0   -225.911
Overige beleggingen   173   214   -115   -10   262
Niet nader toe te rekenen kosten vermogensbeheer           -554   0   -554
    11.175   -389.790   -2.417   -636   -381.668

De facturen van BlackRock zijn toegewezen aan de categorie ‘Aandelen’. De facturen van ASR en Cardano zijn toegewezen aan de ‘Vastrentende waarden’. De resterende kosten onder "Niet nader toe te rekenen kosten vermogensbeheer" betreffen advieskosten, custody kosten en de toegerekende pensioenuitvoeringskosten van de beleggingscommissie, bestuur en bestuursondersteuning (€ 169).

Transactiekosten zijn onderdeel van de aan- en verkooptransacties van beleggingen. Deze zijn onderdeel van de indirecte beleggingsopbrengsten.

    Directe beleggings-
opbrengsten
  Indirecte beleggings-
opbrengsten
  Kosten vermogens-beheer   Transactie
kosten
  Totaal
2021                    
                     
Aandelen   444   103.985   -391   -43   103.995
Vastrentende waarden   5.089   -13.097   -1.531   -89   -9.628
Derivaten   6.736   -93.795   0   0   -87.059
Overige beleggingen   264   234   -83   -4   411
Niet nader toe te rekenen kosten vermogensbeheer           -716   0   -716
Totaal   12.533   -2.673   -2.721   -136   7.003

10. Overige baten

    2022   2021
     
         
Mutatie voorziening dubieuze debiteuren   0   236
Andere baten   7   9
    7   245

Andere baten betreft slotuitkeringen van werkgevers en vergoeding verzekeringstechnisch nadeel.

11. Pensioenuitkeringen

    2022   2021
     
         
Ouderdomspensioen   7.712   7.008
Partnerpensioen   430   380
Wezenpensioen   96   97
Arbeidsongeschiktheidspensioen   0   109
ANW-aanvulling   120   111
Afkoop pensioenen en premierestitutie   1.032   913
Overige uitkeringen   219   0
    9.609   8.618

De post ‘Afkoop pensioenen en premierestitutie’ betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan € 520,35 (2021: € 503,24) per jaar overeenkomstig de Pensioenwet (artikel 66).

12. Pensioenuitvoeringskosten

    2022   2021
     
         
Bestuurskosten   361   290
Administratiekostenvergoeding   2.338   2.036
Accountantskosten   64   48
Kosten actuaris (advies en certificering)   167   143
Juridisch en overig advies   153   66
Contributies en bijdragen   113   136
Dwangsommen en boetes   0   0
Communicatie   121   108
Kosten bestuursondersteuning   444   445
Sleutelfunctie Risicobeheer   58   74
Sleutelfunctie Interne audit   35   22
Overige kosten   33   15
    3.887   3.383

De vergoedingen aan bestuurders houden verband met werkzaamheden voor bestuurs- en commissievergaderingen. De vergoedingen bestaan uit: vergoeding aan bestuurders, vergoeding van reis- en verblijfkosten en overige bestuurskosten 2022: € 280 (2021: € 290). Afgezien hiervan zijn geen bezoldigingen toegekend. Daarnaast zijn in de bestuurskosten de kosten ten behoeve van de Raad van Toezicht en het Verantwoordingsorgaan opgenomen. In 2022 bedragen de kosten voor de Raad van Toezicht € 39 (2021: € 38) en voor het Verantwoordingsorgaan € 42 (2021: € 34). Een deel van de bestuurskosten zijn toegerekend aan kosten vermogensbeheer (€ 91). De vergoeding die het pensioenfonds betaalt aan personen die de functie van bestuurder of toezichthouder bekleden, is vrijgesteld van btw.

De kosten voor het bestuursondersteuning betreft de vaste vergoedingen voor Montae van € 522 waarvan een deel toegerekend is aan kosten inzake vermogensbeheer (€ 78).

De sleutelfunctie Risicobeheer betreft diensten van Montae&Partners en de sleutelfunctie Interne audit betreft diensten van KPMG.

De kosten van de Beleggingsadviescommissie (inclusief werving leden) zijn toegerekend aan de kosten vermogensbeheer (€ 18).

Onder de post 'Overige kosten' vallen de bank- en incassokosten.

Accountantshonoraria

De honoraria van de onafhankelijke externe accountant(s) zijn als volgt:

        2022           2021    
    Accountant   Overige netwerk   Totaal   Accountant   Overige netwerk   Totaal
             
                         
Controle van de jaarrekening   60   3   63   48   0   48
Kosten m.b.t. vorig boekjaar   1   0   1            
Totaal   61   3   64   48   0   48

Voor 2022 wordt voor € 60 aan accountantskosten verwacht ten behoeve van de certificering op basis van de offerte van Mazars. In 2021 is een bedrag gefactureerd van € 48.

Aantal personeelsleden

Bij het pensioenfonds zijn geen werknemers in dienst.

13. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds

    2022   2021
     
         
Pensioenopbouw   65.341   64.430
Rentetoevoeging   -5.736   -6.501
Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringkosten   -9.924   -7.289
Wijziging marktrente   -414.669   -84.666
Aanpassing actuariële uitgangspunten   12.712   0
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten   -5.693   121
Overige (incidentele) mutaties technische voorziening   -464   -1.624
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen   -448   3.313
    -358.881   -32.216

14. Saldo herverzekering

    2022   2021
     
         
Uitkering herverzekering   -1   -5
    -1   -5

15. Saldo overdrachten van rechten

    2022   2021
     
         
Inkomende waardeoverdrachten (regulier)   -4.078   -7.759
Inkomende waardeoverdrachten (klein pensioen)   -8.264   -650
Uitgaande waardeoverdrachten (regulier)   9.712   404
Uitgaande waardeoverdrachten (klein pensioen)   8.593   8.383
Totaal   5.963   378

Waardeoverdracht betreft de ontvangst van of overdracht aan pensioenfonds of pensioenverzekeraar van respectievelijk de vorige of nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd.

16. Overige lasten

    2022   2021
     
         
Betaalde interest   25   18

Groningen, 15 juni 2023

het bestuur,

Ansfried Snijders (onafhankelijk voorzitter)

Wouter Bleckman

Imke Hollander

Kees Scheepens

Marco van Straten

Gijs Vermeulen

Caspar Vlaar

Versie:
v6.2.23

Met iWink Report maak je professionele online publicaties. Publicaties die je online, in print en als PDF-download kunt aanbieden.

En daarmee voldoe je direct aan de WCAG-wetgeving rond digitale toegankelijkheid.

Eenvoudig, veilig en efficiënt.

Meer over iWink Report